Banner Week van de componist
sybrand@euprint.be
6 mei 2024
Welkom op de eerste editie van de WEEK van de COMPONIST!

Deze week is een initiatief van Euprint om Belgische muziek te promoten. In de huidige (en eerste) editie wordt Marcel De Jonghe in de bloemen gezet. Hij heeft al een indrukwekkende bijdrage geleverd aan de Belgische klassieke muziekscene als componist en muziekpedagoog en blijft heden ten dage dat respectabele pad bewandelen.

Hier vindt u alle informatie en luistervoorbeelden over/van de componist die in deze week (6 t.e.m. 10 mei 2024) in de bloemen wordt gezet.

Luistervoorbeelden

Beschikbaar bij Euprint

In een notedop (voor kinderkoor): https://youtu.be/of5LVBzQN1o?si=ZSuv_U7_wcWf1kCl
Trombadour (voor trompet en piano): https://youtu.be/j7bhuC6X-Bo?si=8GaGy_LFlftKbpK1
Jigsaw-play (fluitkwartet): https://youtu.be/d76IfC1AjAU?si=_IzMb2wA93F1jrlQ
Reigers - uit Birds suite (voor schoolorkest): https://youtu.be/W8SjtoiVEn8?si=BuZ4LmyWoZGQzjg_
Ladies vs. Gentlemen (voor vierhandig piano): https://youtu.be/P274W-tAif8?si=fe6NfXs5yaYYFWx2
Cello sonate: https://youtu.be/0RZ5AISDV4s?si=aZJ3m45BbbSNEfom
A short symphony: https://youtu.be/tLdMi46Wmd4

Andere luistervoorbeelden


Trophée Fuga de l'UCB: https://www.youtube.com/watch?v=7i0oTOwgS5Y
E-Motions (cello-solo): https://youtu.be/7KLOka00Vmk
Prelude gnossienne (voor piano): https://youtu.be/7oJVHr0u1sU?si=IbFnujSnlzok44Od
Introspections 4 en 5 (voor piano): https://youtu.be/yAgv9EpA6Qw?si=E_v6ogoZrsXa3nYh
A little twinkle (voor gitaar en cello): https://youtu.be/cB6op_7NjVQ?si=mwGoYb8EoIKmLMtz
Wachtend op de laatste nacht (voor zang en piano): https://youtu.be/LuqlKmQzPQY?si=CsXK-c3UayTN5_Hw
A touch of Astor (4 gitaren en strijkers): https://youtu.be/w4JTnC_kk1o?si=8Lxb9WnrnX3sVLS-
Introspection 2 (voor piano): https://youtu.be/LBVH1WBMMTg?si=wTmqSyNVAXkiB02C
Pianoconcerto: https://youtu.be/sb4t9I-vd8I 
Obstinatio 3 (voor symfonisch orkest): https://youtu.be/HiFYwo_cUW8 

Biografie

Marcel De Jonghe (1943) behaalde aanvankelijk diploma’s van onderwijzer en regent Germaanse talen. Intussen volgde hij ook muzieklessen aan de academie te Anderlecht en behaalde einddiploma’ piano en kamermuziek met de grootste onderscheiding. Nadien trok hij naar het Koninklijk Conservatorium te Brussel en behaalde er eerste prijzen van notenleer, harmonie, contrapunt, fuga en compositie.

In 1972 werd hij aangesteld als directeur van de muziekacademie te Dilbeek en een jaar later als leraar muziekschriftuur aan het conservatorium te Brussel. Hij was een tijd lang secretaris van de V.V.S.M. (Vereniging van het secundair muziekonderwijs) en meer dan 30 jaar secretaris/penningmeester van de U.B.C. (Unie van Belgische componisten).

Totnogtoe schreef Marcel De Jonghe ongeveer 150 werken waaronder een pianoconcerto, een gitaarconcerto, een saxofoonconcerto, 3 symfonische gedichten voor orkest, kamermuziek, solowerken, een musical en heel wat pedagogische werken.

Interview

Waar haalt u de inspiratie om te componeren?

De inspiratie komt bij mij vanzelf, maar je moet weten - en dat is een klein geheimpje dat ik verklap - ik zit voortdurend met muziek in mijn hoofd. Dat houdt gewoon niet op. Mijn vrouw wordt er soms horendol van, want ik krijg ’s nachts ook veel inspiratie, juist voordat ik echt in slaap geraak. Dan sprint ik de kamer uit naar de studio en schrijf ik het thema snel op. Als ik dat niet doe, dan ben ik het ’s anderendaags vergeten.

Soms componeer ik ook vanuit mijn innerlijke leven, omdat er dan iets gebeurd is dat een diepe invloed gehad heeft. Daar zijn mijn introspections het beste voorbeeld van. Componeren is dan een manier om de gebeurtenis te verwerken. 

En dan is er natuurlijk ook de opdracht die je krijgt. Dat is dan even nadenken en daarbij vraag ik altijd op voorhand aan de opdrachtgever: wat verwacht je van de compositie? Moet het iets lichts zijn? Iets zwaarmoedigs? Moet het volledig atonaal zijn of uitgebreide tonaal? Of zoals de laat-romantiekers en begin-impressionisme? Dat zorgt er voor dat de uitvoerder niet teleurgesteld is. Uiteindelijk is het dan de aard van de opdracht die je op zoek doet gaan naar ideeën.

Welke leerkrachten of andere componisten hebben tot nu toe het meest voor u betekend?

Onder de leerkrachten: Peter Cabus, waar ik mijn eerste prijs notenleer bij gehaald heb, Vic Legley (mijn eerste prijs compositie) en dan voordien in de academie al Arie van den Moortel, de toenmalige directeur van de academie van Anderlecht. Arie van den Moortel was ook een geweldig componist en wordt veel te weinig gespeeld. Zeer verstandig was hij ook, en zijn geheugen, jongens, dat van een olifant. Hij heeft me ook op weg gezet, want aan hem durfde ik mijn eerste pianosonate te laten zien:

“Oei”, zegt hij, “wat is dat? Jong, nee, zo moet je nu toch wel niet schrijven, hé?”

Mijn eerste sonate was puur Beethoven...

Maar ik ben toch op mijn pootjes terechtgekomen (lacht).

Sommige leerkrachten hebben toch echt een invloed gehad, bijvoorbeeld Peter Cabus, een eminente heer en directeur van het conservatorium van Mechelen. Vic Legley ook. Hij was zo’n beetje een droge komiek. Hij zei me ooit: “Anton Webern was de geniaalste vergissing van de twintigste eeuw”. Hij heeft me ooit verplicht om één surrealistisch werk te schrijven. Dat waren drie liederen waarop ik op heb zitten vloeken en zweten, jong, en dat klinkt niet, nee, dat klinkt niet...

En qua voorkeur voor componisten?

Heel wat natuurlijk. Toen ik tien jaar was had ik een heupziekte gekregen en ik lag in de plaaster van hier (wijst naar heup) tot aan mijn dikke teen. Ik lag toen twee maanden thuis en luisterde naar de radio. Daar is het dan begonnen: ik begon punten te geven aan de werken die ik hoorde. De twee toppers op dat moment waren voor mij – ik was tien jaar – Mozart en Beethoven: begrijpelijke muziek. Zo ben ik de klassieke muziek in gerold.

Een van mijn lievelingscomponisten is Shostakovich, met zijn vijftien symfonieën, onvoorstelbaar. Als ik me zijn eerste symfonie voorstel, dat trage deel, dan krijg ik gewoon kippenvel. Ik kan dat ook elke keer opnieuw horen. Het is gewoon onvoorstelbaar wat hij op negentien jaar geschreven heeft. Aan hem heb ik een eerbetoon gedaan met mijn Obstination II. Daar zit zijn motiefje in: re mi do si. (zingt)

Hoe is uw pianoconcerto tot stand gekomen en wat is het centrale idee van de compositie?

Dat was een vraag van de muziekkapel van de gidsen, maar ik heb het slim gespeeld door een versie voor harmonieorkest en een versie voor symfonieorkest te schrijven, om meer speelgelegenheid te krijgen.

De versie voor harmonieorkest is gecreëerd geweest door een pianoleerkracht van de academie. Dat was de première. Een tijdje later was het met Filip Martens en met Frascati Symphonic, in de Schouwburg in Leuven.

Het idee achter de compositie is een eerbetoon aan componisten die een pianoconcerto geschreven hebben, van Liszt tot Prokofiev. Het concerto duurt ongeveer 24 minuten en is een uitgebreide tonaliteit, met hier en daar atonale trekjes. Het is niet zo dat het avant-garde is, met bijvoorbeeld een opeenstapeling van dissonanten. Dat is het niet. 

Dan is er het derde deel, dat me enorm aan Prokofiev doet denken.

Op welke manier verwerkt u Prokofiev dan in de compositie? Met citaten?

Nee, niet met citaten. Hoe zal ik het zeggen? Ik gebruik de motoriek en de ritmiek van Prokofiev, met korte, nijdige trekjes. Prokofiev kon dat goed, werken met korte, nijdige trekjes, en het concerto dat ik het liefste hoor van Prokofiev, was zijn derde.

Prokofiev kan ook humoristisch zijn, zodat de mensen dan plotseling verschieten. Ook in mijn pianoconcerto, in het derde deel, komt zo’n onverwachte humoristische trek. Als je het derde deel beluistert, ga je op een zeker moment zeggen “Potverdikke” (lacht).

Wat is uw mening over het gebruik van nieuwe, hedendaagse muziek in het muziekonderwijs?

Mijn ervaring is dat je daarmee ( = atonale muziek) moet opletten om aan de kinderen voor te schotelen. Je moet dat geleidelijk aanbrengen, want leerlingen schrik je al snel af, en dan zijn ze verloren voor de rest van hun leven. Je moet dus beginnen met zo’n dingetje à la Peter en de Wolf, dat zo’n beetje begint te zoeken naar het meer atonale. Piccolo en Saxo is ook zo’n voorbeeld. Twaalfjarigen vinden dat heel leuk en dat is al niet meer in de barokstijl of klassiekstijl, maar hedendaags, met veel modulaties. Ik denk dat als je ze op die manier zachtjes aanpakt, dat je ze dan wel meekrijgt, want toegankelijkheid staat niet per se gelijk aan moeilijkheid. Je kan avant-garde technieken gebruiken op een toegankelijke manier. Denk maar aan de filmmuziek, die leerlingen kan helpen om de weg te vinden naar het volledige gamma van de klassieke muziek.

Dadelijk beginnen met de atonale periode van Schönberg zou ik niet doen, maar dus werken die er nog net voor zijn, zoals Verklärte Nacht. Dat is al vrij moeilijk, maar als ze 15 jaar zijn, dan zou je het wel al kunnen gaan beluisteren, met een woordje uitleg bij: Waarom heeft die componist dat zo gedaan? Van waar komt die toonspraak? Hoe ver zijn die atonale technieken gegaan in de tijd?

Vind je het belangrijk voor een student in de muziek, al dan niet op het conservatorium, om op een bepaald punt atonaliteit te gaan verkennen?

Ja, dat moet. Zowel voor uitvoerders als muzikanten. Ik heb bijvoorbeeld ook compositie gegeven aan Maarten Van Ingelgem, die veel atonaliteit verkend heeft. Hij was toen begonnen met zijn eerste compositie: ‘Leireken’, de naam van de spoorweg tussen Puurs en Dendermonde. Dat werk stak goed in elkaar, amai. Chapeau, Maarten!

Bij veel componisten komt er een bepaald moment waarop hij/zij toegevingen doet naar zijn eigen tonale systeem, zodat het toegankelijker wordt voor het publiek. Ik denk bijvoorbeeld altijd aan mijn publiek. Als je het zelf niet graag hoort, dan gaat het publiek het zeker niet graag horen.

Uiteindelijk is het zoeken naar thema’s die blijven hangen. Als je dat doet, dan gaat het publiek soms al zingen naar buiten met dat thema. In het beste geval blijft het hangen voor weken. Af en toe vraag dat eens een toegeving naar de regels waarmee je componeert. 

Zelf hou ik van enorm veel van sterke modulaties. Zo ben ik een bewonderaar van César Franck. Vic Legley zei over César Franck: C’est une machine à modulation. Die kan geen drie maten in dezelfde toonaard blijven en dat heb ik graag. Dat gebeurt ook vaak in mijn pianoconcerto.

Welke krachtige muzikale ervaringen herinnert u zich?

Wel, mijn eerste krachtige ervaring met klassieke muziek was op nieuwjaarsdag, toen we van Dilbeek naar Ninove gingen, naar mijn nonkel. Hij was schepen van onderwijs in Ninove, zeer onderwezen en fan van klassieke muziek.  Wij kwamen daar aan en een van de zonen vroeg aan mij: “Zeg zeg, heb je dat hier al een keer gehoord?” En hij zette een plaat op en ‘Eine kleine Nachtmusik’ was te horen. Ik was toen acht of negen jaar en ik luisterde... “Amai, dat is mooi.” Een oude herinnering, maar het zal mij altijd bijblijven, dat het daar begonnen is met Mozart.

Wat mij ook enorm blij heeft gemaakt is Shostakovich met zijn eerste symfonie. Dat trage deel... Ik krijg weer kippenvel als ik eraan denk. (lacht)

Nog een ander werk dat een grote indruk heeft gemaakt, is de Turangalila symfonie van Messiaen. Ik heb die ooit gehoord in Tongeren – een werk van tachtig minuten, in tien delen – met een hondertal muzikanten. Zijn vrouw bespeelde toen de ‘onde martenot’. Dat was een moment, jong. Iedereen stond te kijken hoe ze dat bespeelde. De symfonie was ook merkwaardig toegankelijk. Messiaen is dat niet altijd, want hij houdt sterk vast aan zijn regels.

Met welke projecten bent u op dit ogenblik bezig?

Je gaat misschien lachen. Dat is een werk voor accordeon en strijkers. ik heb dat net afgewerkt voor Jef De Haes, leraar accordeon in Tienen en contrabassist bij Frascati. Het werk heet Transits, dus ‘passages’ in het Frans. Na een eerste versie te beluisteren vond hij het goed, maar weet je wat hij tegen me zei? “Het is niet moeilijk genoeg.” Dat is een keer het omgekeerde, omdat wat ik schrijf vaak te moeilijk is. Ik heb dan twee nieuwe, virtuoze  delen bijgeschreven, zodat de duur op veertien à vijftien minuten komt. Jef was daar zeer content mee.

Daarmee ben ik dus bezig. Ten slotte ook het pianoalbum, dat ik net afgewerkt heb, met puur romantische muziek, allemaal volledig tonaal en in herkenbare vormen. Het is speciaal voor de jeugd geschreven om hen naar de klassieke muziek te begeleiden.

Dat is het laatste werk dat ik niet afgewerkt heb en dus zit ik nu even zonder opdracht en wordt het tijd om wat stoom af te laten en kan ik dan misschien richten op iets dat eraan zit te komen. Misschien weer in de filmclub om een speelfilm te maken. (Marcel is ook filmmaker)

Dat is dan weer iets anders en zo ben je actief op verschillende fronten. Variatie is heel belangrijk in het leven.

 

© Copyright 2024 Euprint ed, B-3001 Heverlee - All rights reserved